Ramptoerisme

Door Anneke Korevaar

“De laatste uren van gedoemde steden herbeleven… In afwachting van de uitbarsting van de Vesuvius, oog in oog met de stoffelijke resten van hun bewoners, deelnemen aan hun lief en leed tot een natuurramp de tijd stillegde…”

Iets in deze als aantrekkelijk bedoelde beschrijving is eigenlijk heel afstotelijk. Ramptoeristen zijn een soort van aasgieren, wezens die zich voeden, al is het alleen maar geestelijk, met het leed en de pijn van anderen. Journalisten die in het kader van hun verslaggevende taak een ingestort huis fotograferen in plaats van te helpen met graven, vind ik al een twijfelgeval. Mensen die op de snelweg de auto aan de kant zetten om een afschuwelijk ongeluk van dichtbij te bekijken, mogen wat mij betreft verboden worden.

“Binnendringen in het leven van de bewoners van Pompeji, vlak voor de gewelddadige uitbarsting van de vulkaan, dankzij recente ontdekkingen van dagelijkse voorwerpen, fresco’s, juwelen, ja zelfs van verkoolde lichamen! En er valt nog meer te beleven!”

Wat voor hen pleit, is dat ze er gelukkig nog net geen kaartje voor hebben gekocht of ervoor in de rij zijn gaan staan. Dat zou helemáál ziek zijn.

“…Het kan in de expo Da Pompeji a Roma. Een unieke selectie kunstwerken uit Pompeji en naburige steden wacht er de bezoekers, sommige nog maar pas onttrokken aan de lava waarmee de Vesuvius hun lot bezegelde.”

Enige tijd geleden bezocht ik een bijzonder mooie tentoonstelling over Pompeji, het stadje aan de voet van de Vesuvius dat op 24 augustus van het jaar 79 werd bedekt door dikke lagen as en lava. Vacuüm afgesloten werd Pompeji voor ons bewaard totdat we er in de 18e eeuw weer eens naar gingen graven. Er stond een enorme rij wachtenden voor het museum en kaartjes waren niet bepaald goedkoop, maar ik had er wel wat voor over om binnen te geraken.

In de vijfde klas had ik net met de leerlingen het ooggetuigenverslag van Plinius in het Latijn gelezen. Plinius, die als jongen van zeventien de uitbarsting van 79 op een paar tientallen kilometers afstand meebeleefde en zijn oom verloor toen deze in zijn functie van admiraal van de Romeinse vloot mensen aan het redden was. De beschrijving van de natuurverschijnselen die de jonge Plinius zich voor zijn ogen zag afspelen, klopt precies met wat we tegenwoordig weten over de gedragingen van vulkanen als ze uitbarsten. Pompeji lag aan die kant van de Vesuvius waar eerst as en puimstenen neerkwamen. Het regende as en lichte steentjes en daarna zwaardere stenen en daarna complete rotsblokken. Pas daarna kwamen de hete lavastromen en de gassen van 400°C die horen bij een zogenaamde pyroklastische uitbarsting. Adem zo’n gas in en je hoofd spat uit elkaar doordat je hersenen overkoken.
Herculaneum daarentegen, een stadje in de buurt, kreeg niet eerst een deken van as en stenen over zich heen, maar werd in één keer door dat vloeibare kokendhete mengsel van gas en lava getroffen. Pompeji moet, simpel gezegd, worden opgegraven met een schep en Herculaneum met een drilboor. De eerste opgravingen in Herculaneum werden dan ook door mijnwerkers in onderaardse tunnels gedaan, terwijl Pompeji veel sneller en werkelijk door Jan en Alleman met een beetje doorzettingsvermogen kon worden opgelepeld.

Voor de ramptoerist hebben beide verschijningsvormen van de ramp voordelen.
In Herculaneum werd door die hete gassen onmiddellijk alle organische materiaal gecarboniseerd, tot houtskool gemaakt. Zo komt het dat we in Herculaneum dingen vinden die je nergens anders meer vindt: voorwerpen van hout, zoals kamerschermen, houten deuren, bedden en zelfs een wiegje met de baby er nog in; een bibliotheek vol boekrollen en stoffelijke resten van mensen.
Maar Pompeji, waar al het organische materiaal mettertijd gewoon vergaan is in die dikke deken van as en steentjes, geeft op een andere manier geheimen prijs. Want bij het graven in de hard geworden grondlagen ontdekte men holten, die kennelijk gevormd waren rond voorwerpen die later waren vergaan. In de negentiende eeuw bedacht de archeoloog Fiorelli een techniek om de mysterieuze holten te vullen met krijt en gips, waardoor na zorgvuldig afpellen de vormen zichtbaar werden van houten voorwerpen, planten en dieren, de broodjes op de toonbank bij de bakker en… mensen!

Inderdaad, je keek op de tentoonstelling de mensen recht in de ogen. Eén persoon, een jonge vrouw, was een bijzonder experiment, hoorde ik. Zij was niet uitgevoerd in gips, dat er altijd nog uitziet alsof het een anoniem kunstwerk is, maar haar holte was voor de verandering gevuld met een mengsel van bijenwas en giethars, waardoor haar lichaam aan de oppervlakte zo glad was als een huid, bleek en een beetje doorschijnend, je keek vanzelf even naar je eigen arm, ja precies zo. Zij lag daar zo verschrikkelijk levensecht dood te zijn dat ik maar snel wegkeek naar iets anders: wie ben ik dat ik zonder gêne kan staren naar iemand in doodsangst, al was dat bijna 2000 jaar geleden?

“Deze methode is als het ware door zijn eigen succes mislukt: niemand verlangt naar een zo realistische confrontatie met het verleden. Na het experiment met deze jonge vrouw is de methode niet meer toegepast.”

Gips is al erg genoeg. Ik denk aan het beroemde afgietsel van een hondje dat in het museum in Napels staat. Het staat fier bovenop een moderne sokkel, met een riem om zijn nek waaraan een ketting van metalen schakels zit, die schuin langs de sokkel strak naar beneden staat. Het beestje is kennelijk telkens meegeklommen met de nieuwe lagen as en stenen die in de straten van Pompeji als zwarte sneeuw uit de lucht vielen, hoger en hoger, totdat de ketting waaraan hij vastzat niet meer meegaf. De bewoners van het huis waren niet thuis; die zullen wel gevlucht zijn en de hond hebben achtergelaten om op het huis te passen tot dit weer voorbij was.

“Waar het om gaat is: wat neem je mee uit je instortende huis als je maar weinig tijd hebt om te beslissen? Deze vrouw had al haar sieraden omgehangen, een dikke gouden armband met twee slangenkoppen, een topstuk van deze tentoonstelling, drie zware halskettingen en de ringen die u in de derde vitrine ziet liggen. In haar armen houdt zij een baby beschermend vast.”

Voor de ongeoefende ramptoerist was dit wel weer eventjes dichtbij genoeg.

Maar voor de diehards kan de lat nog een stukje hoger. Want de uitbarsting van de Vesuvius is bepaald geen voltooid verleden tijd. Een paar jaar geleden stond in een Italiaanse krant het volgende bericht :

ERCOLANO (Herculaneum) – 300.000 families die wonen aan de voet van de vulkaan Vesuvius krijgen 25.000 euro als ze verhuizen. Autoriteiten kunnen onmogelijk iedereen in de overbevolkte regio evacueren bij een uitbarsting. De regio rondom de Vesuvius is een van de dichtst bevolkte van Europa. Wonen is er goedkoop. Mensen willen er wonen omdat het gebied aan zee ligt en een aangenaam klimaat heeft. Het risico van de vulkaan wordt voor lief genomen, vergeten en zelfs ontkend. (…)
Tekenen zijn er genoeg van wat de vulkaan, die zich inmiddels al zeventig jaar stilhoudt, kan aanrichten. De vernietiging van Pompeji en Ercolano in 79 na Christus is de beroemdste getuigenis van wat een vulkaanuitbarsting kan betekenen. Maar ook het dorp San Sebastiano werd grotendeels vernietigd bij de uitbarsting in 1944. De vulkaan is in de geschiedenis eens in de 40 à 50 jaar tot uitbarsting gekomen. Het is dus hoog tijd voor een nieuwe portie vuur en lava. Het gaat bij de Vesuvius niet om een langzaam leeglopen van een lavameer of magmahaard, maar om een druk die langzaam maar zeker zover oploopt dat er geen houden meer aan is. Dan volgt een explosieve ontlading, waarbij een oververhitte kolom van vulkanische bommen, as en gassen wel 20 km hoog de atmosfeer in wordt geblazen. Binnen enkele uren daalt een wolk van gassen en stof weer terug, waarbij die wolk van de vulkaanhelling kan afglijden met snelheden tot wel 240 km per uur. Zelfs muren van 3 meter dik kunnen zo´n wolk niet tegenhouden. (…)
Het idee is dat de lege huurhuizen na het vertrek van de bewoners een toeristische bestemming krijgen. Men denkt daarbij aan ‘bed and breakfast’-achtige accommodaties voor vakantiegangers die de Vesuvius willen beklimmen en de opgravingen van Pompeji en Ercolano willen zien en genieten van de streek tussen Napels en Sorrento. De regelgeving voor het exploiteren van ‘bed and breakfast’ is recent sterk vereenvoudigd. (…)

Wat moet je als ramptoerist eigenlijk ook in een museum als de ramp waar je voor komt, in Italië is? Iets voor u, bed and breakfast in Pompeji?

Anneke Korevaar is docente GLTC aan het Montessori Lyceum Rotterdam.

 



'Ramptoerisme' has no comments

Geef als eerste commentaar hierop!

Wil je jouw gedachten delen?

Your email address will not be published.

Deze website is onderdeel van de Vereniging Classici Nederland en gerealiseerd door AdCon Online Marketing.