Door Jona Lendering, eigenaar website Livius.org (en spreker op de lustrumviering van VCN)
Voor iedereen die zich bezighoudt met de Oudheid – en echt, ik moet de eerste uitzondering nog ontmoeten – is Indiana Jones een guilty pleasure. Hij is natuurlijk geen echte archeoloog maar wie er nooit van droomt te ontsnappen aan de sleur van alle dag, werpe de eerste steen. Minimaal dit kan bovendien vóór Indiana Jones worden gezegd: de films leveren een groot aantal toepasbare citaten op, zoals het goedgeluimde “You call this archaeology?” als je een collega wil behoeden voor een vergissing.
Los daarvan stelt dr Jones zich op het standpunt dat oude voorwerpen in een museum behoren, controleerbaar voor de wetenschap en ontsloten voor iedereen, en dat ze niet behoren te worden verkocht aan privécollecties. Dat lijkt vanzelfsprekend maar wie kijkt naar de papyrologische schandalen van de laatste jaren – het valse Evangelie van de Vrouw van Jezus, de leugens over de Sapfo-fragmenten, het eerste-eeuwse Marcusfragment waar we nooit meer van vernamen, de vijf valse Dode Zee-rol-fragmenten, de valse Artemidorospapyrus – kan alleen constateren dat de problemen steeds opnieuw worden veroorzaakt doordat onderzoekers de wetenschappelijke gedragscodes negeren. Nu wil ik niet beweren dat Jones die gedragscodes tot in de puntjes naleeft, maar het punt dat je zonder volledige transparantie geen begin van wetenschap hebt, is tot hem doorgedrongen.
Nazis, I hate these guys
In feite is het nogal flauw hem te meten aan hedendaagse maatstaven. De eerste drie verhalen spelen in de jaren dertig en ik zou haast zeggen dat Jones’ aanpak toen niet uitzonderlijk was. Dat geldt ook voor zijn eeuwige conflict met de nazi’s. De verstrengeling van archeologie en politiek was bepaald niet uniek. Oudheidkundigen konden reizen door het Midden-Oosten en stonden in de eerste helft van de vorige eeuw vaak in contact met inlichtingendiensten. De rol van Lawrence of Arabia in de Eerste Wereldoorlog is het bekendste voorbeeld, maar er zijn diverse verhalen over oudheidkundigen die in de Tweede Wereldoorlog achter de vijandelijke linies opereerden: ze spraken de taal, wisten waarop ze moesten letten en waren getraind in denken over wat ze niet wisten.
Een ander politiek aspect: natuurlijk is Indiana Jones een vorm van cultureel imperialisme. Dat was archeologie namelijk in de jaren dertig. Over de erfenis hebben we het nog steeds. Van wie is het portret van Nefretite dat nu in Berlijn staat? De Elgin Marbles? Gelukkig wordt het steeds gebruikelijker dat musea de verzamelgeschiedenis uitleggen. Niet als excuus, niet als opmaat voor teruggave, maar omdat het deel is van het voorwerp als cultuurhistorisch object.
Verloren arken en tempels van doem
Wat zeker géén archeologie is, niet nu en niet in 1936, is de wijze waarop religieus erfgoed wordt gepresenteerd: de Ark van het Verbond, de heilige graal, een Temple of Doom. Simpel gezegd: dit is weer eens de Oudheid als leverancier van rariteiten. U weet wel: de vloek van de farao, gladiatoren, perverse straffen, taboeloze seks, slaven die piramiden bouwen, rollen vol geheime wijsheid.
Dat is dus niet wat oudheidkundigen met religie doen. Daar is het voor hen een veel te belangrijk thema voor. De negentiende-eeuwers zochten naar rationele verklaringen voor het ontstaan van godsdiensten nu openbaring buiten de wetenschap was geplaatst. De negentiende-eeuwse antwoorden antwoorden waren bizar – en circuleren helaas nog altijd – maar de vraag was goed en er was destijds veel aandacht voor oude heiligdommen.
Dat is sindsdien zo gebleven en het is niet moeilijk te begrijpen waarom dat zo is: uitspraken over landbouw of handel zijn aan de hand van de vondsten vrij gemakkelijk te doen, maar een mentaliteit graaf je niet zo gemakkelijk op. De archaeology of the mind en de archaeology of cult vormen de moeilijkste, intellectueel uitdagendste en daardoor boeiendste delen van het huidige onderzoek.
Los daarvan: juist omdat religieuze opvattingen zo lastig zijn af te leiden uit het bodemarchief, is godsdienst ook de ideale stoplap. Als een archeoloog niet weet wat hij opgraaft omdat het geen begrijpbare functie heeft, wordt het doorgaans afgedaan als een cultusruimte of een religieus voorwerp: “als je niet weet wat het is, zal het wel religieus zijn” is de kortste formulering van de Eerste Hoofdwet van de Archeologie. Eén voorbeeld: de joodse religieuze baden die in Qumran zijn gevonden, bleken bij nader inzien zuiveringsbassins te zijn voor pottenbakkersklei.
Communicatie
Wat ik maar zeggen wil: de weergave van religie in Indiana Jones heeft weinig te maken met de Oudheid en alles met het rariteitenkabinet waarmee oudheidkundigen aandacht proberen te trekken. Dat is niet uniek, zoals we zagen bij de Alexanderfilm van Oliver Stone. Zijn weergave van de stad Babylon, vol wulpse vrouwen, zegt meer over Hollywood dan over de Oudheid. Regisseur Oliver Stone heeft ruiterlijk toegegeven dat dit een misser was in een film die historisch accuraat wilde zijn; ik ben er niet van op de hoogte dat zijn historisch adviseur Robin Lane Fox even sportief heeft gezegd dat misleiding niet de juiste manier is om de aandacht van het publiek te trekken.
En dat is eigenlijk wel een probleem, dat doctor Jones en doctor Lane Fox hetzelfde sensationalisme bieden. Dat kun je Hollywood niet kwalijk nemen: het is er om te vermaken, niet om te onderwijzen. Voor veel mensen is Indiana Jones echter de enige keer dat ze kennismaken met archeologie en ze lopen weg met een verkeerde notie. Het is niet heel anders dan Asterix: onderhoudend, zeker, maar wie alleen kennis maakt met het Romeinse Rijk via de kleine Galliër en zijn oersterke vriend, eindigt wel met een reeks verkeerde ideeën die nooit meer worden gecorrigeerd.
Als dit gebeurt met journalisten – en u moest eens weten hoe vaak die Indiana Jones of Asterix als insteek nemen voor een artikel – dan wordt zo’n verkeerd beeld ook nog versterkt door de megafoon die de pers nu eenmaal is. En zo moet ik dit stukje weer eens eindigen op de wijze waarop ik zo vaak moet eindigen: met de constatering dat de oudheidkunde haar voorlichting moet aanpassen aan de eisen van onze eigen eenentwintigste eeuw. Stoorzenders als Indiana Jones zijn te sterk.
Podcast
O nee, ik eindig nog niet. Afgelopen maandag zijn Carolien van Zoest van het NINO en ik aangeschoven bij Sidney Smeets en Thom Aalmoes voor hun podcast over geeky dingen, die was gewijd aan Indiana Jones. Ik had nog nooit eerder een podcast helpen maken en was onder de indruk van de grondigheid waarmee ze een en ander hadden voorbereid – tot en met de chocoladerepen aan toe: Raiders. (De producent noemt ze tegenwoordig Twix, maar ik neem aan dat ook u zich daar niet door van de wijs laat brengen.)
Het werd een erg gezellige avond en we praatten moeiteloos 100 minuten vol. U vindt een en ander hier. Toen ik Carolien naar haar auto terugbracht, schoot me te binnen hoe verraderlijk gezelligheid soms is: je wil een leuke conversatie hebben en elkaar amuseren maar juist daardoor kun je het té leuk maken en de luisteraar een te leutig beeld geven van de Oudheid. En een slordigheid sluipt er snel in. Die varkensbotten lagen niet op het plateau van Masada maar in een grot. De Duitse sneer waar ik even niet op kon komen was “geschichtswissenschaftlich Unkundige”. Ik noem maar wat.
Ik zei Carolien bij het afscheid dat ik hoopte dat we niet te kort door de bocht waren gegaan. “Never reconsider”, zei ze en dat klonk als een citaat uit een Indiana Jones-film, maar ik kon het zo snel niet thuisbrengen.
'Blog: Indiana Jones is ultieme archeoloog' has no comments
Geef als eerste commentaar hierop!