Door Anthimis Verhoog
‘’Pecunia non olet’’. Als we het over de portemonnee hebben, is dit een bekende uitspraak. Een relevante en in Nederland actuele spreuk bovendien: de dag van Koning en Glazen Koets, maar vooral ook van het koffertje en de (voortijdig) uitgelekte Miljoenennota, Prinsjesdag, ligt net achter ons. En de verkiezingen komen er snel aan. Politici zullen elkaar in de debatten uitdagen met de vraag: “Leuk plan, maar hoe ga je het betalen?” En: ”voldoen we dan nog aan de begrotingsnormen van Brussel?” Geschermd wordt dan met het Griekenland uit 2010, dus alweer even geleden, maar hoe begrootten de Grieken en Romeinen eigenlijk in de oudheid?
Eerst over de wijsheid dat geld niet stinkt. Deze valt volgens geschiedschrijver Suetonius (rond 70 – 140 n.Chr.) toe te schrijven aan keizer Vespasianus. We leven in de tijd na de grote stadsbrand in Rome, na de onstuimige regeerperiode van keizer Nero en tot overmaat van ramp na de Bataafse opstand (ja, ook in die tijd waren wij een recalcitrant volkje). De staatskas was leeg, Vespasianus berooid; financieel moest er orde op zaken gesteld worden. Dus kwam de keizer met een idee dat hij deelde met zijn zoon Titus. Die had zo zijn bedenkingen, want een belasting op (handel in) urine, dat was nogal wat. Het werd gebruikt door leerlooiers en vollers vanwege de vet-oplossende eigenschap van de vloeistof. Vespasianus zag echter geen probleem in de heffing: geld stinkt niet[1].
Volgens de Rijksbegroting 2025[2] bestaan de inkomsten van de overheid voor zo’n twee derde uit belastingen en voor een derde uit (zorg)premies. Qua uitgaven is de opbouw van de overheidsfinanciën ook redelijk overzichtelijk: de helft gaat naar zorg en sociale zekerheid, 12% naar de gemeentes, ook 12% naar OCW, waarna posten volgen als defensie, justitie en veiligheid, infrastructuur – ieder met een aandeel van minder dan 5%.
Gaan we zo’n 2500 jaar terug in de tijd, dan zien we dat het huishoudboekje van de Atheners – voor zover die er een hadden – er anders uit zag. Herodotos spreekt over de mijnen van Laurion in zuid-Attica, waar zilver gedolven werd met hulp van zo’n 30.000 tot slaaf gemaakten. Hiermee werd de vloot onderhouden. Phoros betaalden de bondgenoten van Athene aan deze polis. Ook import- en exportheffingen bestonden al: deze eisphora – belastingen – hief men ten tijde van oorlog, voor vermogende Grieken – in de haven van Piraeus.
Niet onverwachts was de grootste kostenpost voor de Atheners het (zee)leger. Daarnaast werd geld gestoken in bekende publieke projecten als het Parthenon en tempels op de Akropolis. Opvallend: Athene betaalde misthos (kleine vergoedingen) voor deelname aan rechtbanken en de volksvergadering. En je bent Griek of je bent het niet: ook aan religie en festivals zoals de Dionysusfeesten spendeerde de polis zijn drachmes. Van een echte begroting was overigens nog geen sprake. Uitgaven werden op steen gebeiteld en beheer van het geld werd door tamiai (penningmeesters) gedaan, gecontroleerd door de volksvergadering.
Niet alleen voor de Griekse (ei)landen, maar óók van de Romeinse economie vormde landbouw de ruggengraat[3]. Veel tot slaaf gemaakte Italianen en buitenlanders bewerkten het land. Het Rijksmuseum van Oudheden leert ons daarnaast dat zo’n twee op de zeven miljoen inwoners van het Romeinse rijk slaaf was. Verder bestond een belangrijk deel van de staatsinkomsten uit directe en ook indirecte belastingen, zoals tol- en douaneheffingen. Belasting op vermogen hief men onder meer op basis van het landbezit of opbrengst van de landbouwinkomsten. En ook via oorlogsvoering verdiende Rome haar geld: met de oorlogsbuit en belasting in veroverde gebieden werden infrastructuur, zoals aquaducten aangelegd en ook tempels gebouwd.
Wat leert ons dit alles? Hoe de staat zijn inkomsten verzamelt, is door de tijd heen veranderd. Een belasting op urine of uitbuiting van tot slaaf gemaakte inwoners? Niet meer van deze tijd! Interpreteren we echter de ‘oorlogsbuit’ vrij, dan komt het bevriezen van tegoeden van Russische oligarchen – hoewel slechts een defensieve actie – wellicht in de buurt. “Landbouw als ruggengraat van de economie’’: de BoerBurgerBeweging had het zo kunnen zeggen. En GL-PvdA: vermogensbelasting op landbezit – de Miljonairsbelasting van toen?
Het innen van belasting door de staat: zo oud als de weg naar Rome, en nog wat ouder.
[1] Men gaat er niet van uit dat Vespasianus dit letterlijk zo heeft gezegd en dat de spreuk zelf uit de negentiende eeuw stamt
[2] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/miljoenennota-en-andere-officiele-stukken
[3] https://www.rmo.nl/museumkennis/klassieke-wereld/romeinen/economie/
'Over stinkend geld en de Miljoenennota van toen' has no comments
Geef als eerste commentaar hierop!