Dagelijks klassiek: cosmetica

Elke tijd heeft zijn eigen schoonheidsideaal. Een bleke huid bijvoorbeeld staat tegenwoordig niet echt hoog in aanzien – denk maar aan woorden als bleekneus of bleekscheet – maar voor de klassieken was een bleke huid juist een teken van welvaart. Als je huid was gebruind, was dat vooral een teken dat je je geld buiten moest verdienen.

Net als tegenwoordig stond het schoonheidsideaal wel eens op gespannen voet met de gezondheid. Om de huid bleker te maken, gebruikten de Grieken bijvoorbeeld giftig wit loodpoeder. En om de wangen en de mond rood te kleuren was vermiljoen in trek, een rood pigment dat ook al giftig was. De Romeinen zwoeren bij krokodillenmest voor rode blosjes op de wangen.

Ingrediënten voor hun uiterlijk haalden de klassieken vooral uit de natuur. Auteur Plinius Maior noemt in zijn encyclopedie sap van de wegedoorn als geschikt middel om het haar te blonderen, en hertshooi om het juist zwart te verven. Om zich te ontharen beveelt hij witte heggenrank en het sap van wolfsmelk aan, met de toevoeging ‘dat ook mannen er tegenwoordig gebruik van maken’. Ezelinnenmelk was hét middel voor een zachte, rimpelloze huid, maar ook wordt aanbevolen ‘het kootbeen van een wit stierkalf, veertig dagen en nachten lang gekookt tot het vloeibaar geworden is en dan met een linnen doekje opgebracht’.

De Romeinen mochten make-up dan belangrijk vinden, het aanbrengen ervan stond niet in hoog aanzien. Visagisten die zelf bijna een sterrenstatus hebben, zoals Leco van Zadelhoff, zijn bij de Romeinen ver te zoeken; het opmaken van hun meesters en meesteressen was werk voor slaven.



'Dagelijks klassiek: cosmetica' has no comments

Geef als eerste commentaar hierop!

Wil je jouw gedachten delen?

Your email address will not be published.

Deze website is onderdeel van de Vereniging Classici Nederland en gerealiseerd door AdCon Online Marketing.